door aandewaterkant

Voorzichtig en zonder op te kijken, sluip ik de keuken uit. Op zondag sta ik meestal vroeg op om te genieten van de rust in huis. In mijn afgedragen nachtjapon en mijn haar recht omhoog. Geen uitdossing om de buurman te ontvangen. Onverricht ter zake hoor ik hem de poort opnieuw sluiten.

Dinsdag ging ik eens tot bij de oogarts. Nadat ik afgelopen zondag het menu op armlengte moest houden, en medelijdende blikken van de ober kreeg. Prompt kwam hij aanzetten met een doosje leesbrillen en kon ik zijn kaart op een fatsoenlijke manier lezen.

Nu kijk ik weer ontspannen op het scherm, met een bril op mijn neus.

De wasmachine draait en ik ben aan mijn tweede tas koffie van de zondag. Ik hoor de belletjes van de windvanger klinken. Onze achterburen zijn op vakantie. Alleen hun hond zijn ze vergeten maar ook hij is na dagen van blaffen, stilgevallen. Alsof hij zich er bij heeft neergelegd dat hij zijn dagen in dat verdomde hok moet slijten.

Morgen wil ik graag zondag beleven, vertel ik de huisgenoot, terwijl ik mijn laatste waterlanders in een zakdoek veeg.

We hadden met hen al afgesproken en ik zou wel rijden, energiek als ik op dat moment was. Suikerrock Tienen, here we come.

Maar gisteren onder de druivelaar viel ik plots stil en voel de behoefte. Aan fietsen door de weien met een zomerbries over mijn haar. Stappen in de stilte van het zomerbos. Een wijntje klinken op een vergeten terrasje.

Vandaag, na dit schrijven en zondagsbrunch, stappen we de fiets op. Ik moet mijn spreekwoordelijke batterijen opladen en dat gaat nergens beter dan in de gemoedsrust van de stille kempen.