aandewaterkant

aandewaterkant

Maand: juni, 2012

De wind wil maar niet gaan liggen en de bedlakens vliegen alle kanten uit, ongecontroleerd heftig. Ik vecht met wasspelden en stof om op te hangen. Mijn gedachten vliegen mee uit en ondanks het verzet tegen winderige toestanden, voel ik het hersenstof opwaaien. Ik hou van de symbolische kant van het leven waarin ik mijn hoofd van binnen schoonveeg met een borstel.

Mijn huis ligt er proper bij zonder Mats die met zijn hondenpoten alles opnieuw en opnieuw vuil maakt. Zelfs de geur in huis is anders, niet beter, gewoon anders. Ik brand nog altijd kaarsjes aan zijn foto en ik weet niet of dat normaal is maar het is nu eenmaal zo. Voor vanavond heb ik een plan, een wandelplan. Het zal zonder staart gekwispel zijn maar het zal evenzeer wandelen zijn. De hoofdpijn die ik al weken heb, is van het binnenzitten en missen. In de tuin werken is helemaal anders buiten zijn en zorgt niet voor zen in mijn hoofd.

Het zijn die voetstappen die zorgen voor de goede orde van binnen. Een woordenchaos omvormen kan alleen stap na stap, letterlijk bij mij dan.

Ook inslapen, vraagt dringend om een andere strategie. Daar ben ik gisteren al mee gestart. Dag na dag overloop ik mijn Compostela tocht vooraleer ik mij overgeef aan de duistere krachten van de nacht. Het boekje van de ANWB met de wegbeschrijving helpt me herinneren. Dat bruggetje en die berg, ja… ik zie het dan zo voor me.

De soberheid die ik wil inbouwen in het dagelijks leven, heeft niet altijd het verhoopte resultaat. 96 euro betaalde ik een tijd geleden voor het knippen en verbergen van grijze haren. Veel te veel, echt teveel naar mijn zin. Dus kocht ik weer henna en rook dagen naar de geur van aarde op mijn hoofd. Oranje kleurt mijn hoofd en waarschijnlijk voor een hele tijd.

Ik vul mijn dagen die altijd te kort lijken. Dagen die ik lang maak omdat de slaap niet wil komen aanwaaien. De hoeveelheid confituurpotten dikt aan en het andere groensel wordt verwerkt op allerlei manieren. Mijn handen zien eruit als werkhanden en de tuin blinkt zomers en kleurrijk. Mijn hoofd, dat moet ik erbij nemen. Oranje of niet, met of zonder stof.

Het is helemaal niet erg, bedenk ik me, terwijl ik de autostradelichten zie voorbijflitsen. Middenin het feestgedruis was er plots die vraag. Of er bij ons aan tafel vroeger niet veel lawaai was? Zes kinderen die allemaal beluisterd wilden worden.

Na die woorden bevond ik mij in een film met enkel beeld. Spelende kinderen die lachen, huppelen en springen. Een trampoline in de juiste cadans. Volwassenen met bekertjes cava en lachend. Prettig drukdoend. Het feest in volle beweging.

De grote houten tafel met rondom acht stoelen. Waren het er acht? Of heb ik dat enkel in gedachten omdat we nu eenmaal een gezin van acht waren. Dat vertellen om ter eerst viel ook wel mee, herinner ik uit diezelfde gedachten.

In geluidloze golven, voel ik nog wel de spanningsvlagen. Zelfs in het feestgedruis stromen ze van het uiterst teenpuntje naar boven en terug. Ik zie mezelf staan in dat lichtgrijze kleedje. Afgeboord met kant. Al twijfel ik daar nu aan of het wel echt kant was.

Pasen was altijd zoals kerstmis en Sinterklaas. Als oudste van zes mee zorgend voor de andere, groot en klein. Of er niet teveel lawaai was en de soep niet te heet. Het kleine grut bij mij op schoot en ik die troost. Zelf nog veel te jong, met binnenin knoppen die bleven stilstaan op uitbarsten.

Jaren later, afgelopen zondagavond dus, realiseer ik mij dat het niet erg meer is. Het gezin dat bestaat uit zoveel verschillende figuren smelt sommige dagen helemaal samen. Onder een stralende zon en bekertjes cava. Met spelende kinderen die om ter hoogst de lucht in springen. Ondanks alles een band, een verwantschap die nooit uitwisbaar is.

Het voelt goed om spoken uit het verleden op hun plaats te zetten. Ergens achteraan, opgeborgen zonder echt helemaal te vergeten.

Zo reed ik van Brussel naar de kempen en kwam weer helemaal in mijn eigen leven.

Één voor één rollen de groene knikkers uit mijn handen. Jonge erwten is het lekkerste wat er is uit de groentetuin. Niets wat hun zoetheid evenaart. Ondertussen klatert de regen op het afdak waaronder ik zit. Het dak bewaart de zonnewarmte zorgvuldig. Na de regen vliegen de vogels weer alle kanten uit. Vermoedelijk verschuilen ze zich ook voor de druppels, slim als ze zijn.

Onze garage is groot genoeg, zeg ik de huisgenoot, nadat ik van mijn plannen verteld heb. Het academiejaar is bijna gedaan en vooral die twee maanden vakantie wil ik gaan ontdekken. De garage met zijn materiaal dat eigenlijk tot niets dient, zal mijn uitvalsbasis worden. Geen idee wat het zal worden. Dat zien we wel gaandeweg.

Ik sla dit schrijfsel op en na een paar uur zit ik opnieuw voor het scherm. Een presentatie voor kunstgeschiedenis, wordt de laatste stuiptrekking van het academiejaar. Gelukkig is die ene zoon thuis om zijn moeder te helpen. In ruil geef ik hem eten en drinken met net een klein beetje zorg extra.

Vanmorgen was het vroeg, als in erg vroeg. Om 6.30 blaast mijn strijkijzer zijn eerste stoom uit. Zo vul ik mijn slapeloze uren met nuttigheid.

Vanavond zie ik deze dame. Haar tekst is veelbelovend voor de komende nachtrust.

Het was boven mijn verwachtingen maar in de beeldhouwerklas hoorde ik alleen de stilte. Alle studenten van de dinsdag waren op museumbezoek. Voor mij lag een ruimte van rust om de laatste hand aan mijn beeld te leggen. Die rust brengt me in de juiste concentratie om te zien waar schouder en andere lichaamsdelen beginnen en eindigen. Zelfs terwijl mijn focus helemaal op de klei in mijn handen ligt, gaan mijn gedachten haar eigen weg.

Dit schreef ik zes dagen geleden. De dagen die nadien passeerden zijn een stroomversnelling.

Ja, beloofde ik haar gisteren aan de telefoon, dan breng ik de broodjes mee.

Maar deze ochtend ben ik stilgevallen. De aardbeienbakken kijken me glamoureus aan en schitteren zelfs zonder zon. Zoveel rode, sappige vruchten en het dessert voor vanavond. Erwten peulen uit en ik kan ze kruiden met hopen peterselie. De sla, spinazie en ander bladgroen spurten om ter snelst naar de ultieme afmeting.

Binnen in huis staat enkel het gipsen beeld te schitteren maar eromheen volledige treurigheid. Veel was en daardoor ook strijk. Stof op kasten om in te tekenen. Geen frisheid meer te bespeuren.

Vandaag sluit ik mij een beetje op na dagen van uithuizigheid. Huis, tuin en keukenwerk zullen mijn gedachten sturen. Ik zal van de tuin weer binnen komen en andersom. Af en toe eens stilstaan aan zijn plekje in de tuin.

Dat het allemaal wat veel is geweest en dat zelfs een brunch met een goeie babbel teveel is, vertel ik haar. Ik at dus geen broodjes maar een toast voor mij alleen. Met krantje en verse koffie.

Vandaag zal ik stil zijn. Luisteren naar de vogels en voelen aan mijn tuin. Binnendringen in mijn eigen wereld en eens kijken wat daar allemaal leeft. Morgen kan ik er weer zijn, na deze dag.

Het wortelloof hing er troosteloos bij en enkel mijn zuiderse planten floreren. Grote saliebloemen en lavendel volop in paarse verwachting. Daarom zuigt de tuin gretig het hemelwater op en geeft opnieuw een pril lente gevoel. Water, bron van levendigheid.

Hij hield niet van de regen. Met zijn hondenneus stond hij dan tegen het raam gedrukt en op mijn gemoed te werken. Dan wreef ik hem droog met zijn eigen handdoek en liet ik hem bij me. Op zijn matje, dat eiste ik wel. Zijn hondenogen konden me lang aankijken. Honden denken niet, dacht ik dan vaak, toch vertelden zijn ogen me alles.

Sinds dat graf in de tuin, vliegen er vogels bij de vleet. Ze zitten op zijn stenen want nu blijft hij buiten, ook als het regent.

Ik mis hem. Zo ontzettend dat mijn stapbenen pijn doen van het stilstaan en het binnenzitten terwijl ik het liefst door weer en wind stap.

Gemis overspoelt me in mijn dagelijkse bezigheden. Het is als een droge stomp in je maag of een traan die nog net blijft zitten. Wandelen op mijn eentje deed ik al wel, weken aan een stuk zelfs. Ook dan was hij steeds in mijn gedachten en droomde ik over samen stappen. Er lijkt een periode afgesloten zonder dat ik er eigenlijk klaar voor ben. Tegelijk besef ik dat tegen verdriet geen training opgewassen is.